Kantine 11 heeft een boontje voor het voetbal in de provinciale reeksen. Het gras ruiken, de tackles voelen, de opspattende modder… Part of the job. Maar Kantine 11 maakt net zo graag een rendez-vous met een topsporter, een trainer op een hoger niveau, een ref, een verzorger of mensen die hun rol spelen in het voetbalwereldje. Deze week trokken we naar Lembeke voor een uitgebreide babbel met Vital Borkelmans en als ex-speler van Club en Cercle is de derby van afgelopen weekend natuurlijk het eerste gespreksonderwerp
“Ik vond het een zwakke derby. Te veel slordigheden, ‘struggle football’. Club was via Thiago iets meer dreigend, maar ook niet meer dan dat. Op zich misschien wel de verdienste van Cercle en vooral van Miron Muslic. Vorig jaar maakte hij al een stevig geheel van Cercle en die lijn zet hij verder. Frisheid, vooruit verdedigen, ja, Cercle bekoort vaak wel.”
Maar je hart slaat natuurlijk iets feller voor Club durf ik vermoeden….
“Uiteraard, bij Club Brugge heb ik natuurlijk ook veel prijzen gepakt en speelde ik ook langer. Bij Cercle was het een ander verhaal. De eerste maanden voelde ik me niet ‘happy’. Als ex-speler van Club Brugge werd ik toch niet iets anders bekeken. Door de spelersgroep en de supporters. Ik begreep dat ik er iets moest aan doen en stond op zekere dag heel vroeg op en stond rond half zeven al in de kleedkamer. Die begon ik een stevige opknapbeurt te geven en dat beviel mijn medespelers wel. Iedereen begon de gezamenlijke ruimtes wat op te frissen en dat creëerde echt wel een band. We hadden toen ook wel een goede groep. Begeyn, Viaene, Stassin, Boi, Nierinck, Van Den Bussche, Masureel, noem maar op. Ik weet nog dat ik tijdens de besprekingen met voorzitter Schotte zei dat we voor de titel gingen. Schotte moest eens lachen en zei dat er hem wel meer spelers hem dat gezegd hadden, maar dat Cercle intussen al een jaar of zes in tweede zat. We deden een weddenschap voor 50.000 Belgische frank. Op papier. En jawel, die heb ik ook gekregen. Jerko Tipuric was de trainer toen. Bijzonder man met bijzondere gaven, wel iets te braaf als trainer. Maar op het veld was ik toch zo’n beetje de motor en ook daarnaast zorgde ik wel dat de groep goed aan elkaar hing. We hebben ook wat afgelachen toen. Ooit trokken we met een belbus naar Virton. Ik hoef je niet te vertellen wat er gebeurde en even begonnen we te vrezen dat we niet op tijd in Virton zouden raken. Met Ricky Begeyn viel er ook wel altijd iets te beleven. Die nam vaak de micro op de bus en deed iemand na. Vooral Antoine Vanhove kon ie goed nabootsen. Ja, de Guga Baul avant la lettre. Met Ricky hebben we veel gelachen. Sportief heb ik natuurlijk de mooiste momenten gehad bij Club. Op elf jaar tijd vier keer de titel en drie keer de beker, dat kan wel tellen natuurlijk. En in die periode was ik ook Rode Duivel. Maar bij Cercle heb ik ook mooie momenten beleefd en na een moeilijk begin stonden de supporters uiteindelijk toch achter mij. Als profvoetballer heb ik er wel van genoten. Ik vond het ook zalig om op te staan en te weten dat je mag gaan shotten.”
Had je als speler het gevoel dat er een coach in je zat?
“Ergens wel, in die zin dat ik spelers wel beter kan maken en de zaken steeds positief benader.”
Je bent nu aan de slag bij de U16 van Knokke, maar als professioneel trainer was je laatste opdracht die als bondscoach van Jordanië. Hoe komt Jordanië bij Vital Borkelmans terecht?
“Dat heb ik te danken aan Marc Wilmots. Marc zag dat niet zitten, ik wel. Ik kwam snel tot een overeenkomst om daar als assistent aan de slag te gaan. De klik met de T1 was er niet en ook prins Ali vond al snel dat ik de touwtjes in handen moest nemen. Ik heb die kans gegrepen en kreeg meteen veel vertrouwen van de spelersgroep. De eerste oefenwedstrijd tegen Albanië eindigde op een 0-0-gelijkspel. We oefenden ook tegen het beresterke Kroatië met Modric en Perisic en verloren tegen dat Kroatië maar met 2-1 en kregen een staande ovatie van onze supporters. Toch waren zowel de supporters als de Jordaanse pers wat meewarig over ons toen we naar de Asia Cup trokken. We deden het evenwel bijzonder goed. Op de eerste speeldag wonnen we met 0-1 tegen Australië, nadien ging Syrië voor de bijl met 2-0 en ten slotte speelden we 0-0 gelijk tegen Palestina. 7 op 9, dat was onverhoopt. Jammer genoeg gingen we er tegen Vietnam uit in de strafschoppen.”
Jordanië wordt als vrij veilig aanzien. Klopt dat?
“Ja, dat was het wel. Prachtig land, drie keer zo groot als België en zo’n 11 miljoen inwoners. Prachtig land. Veel mooie zaken om te bezichtigen, heel lekker eten. Natuurlijk moet je je als westerling wat aanpassen. Op restaurant kon je bij voorbeeld geen alcoholische dranken kopen. In de duurdere restaurants dan weer wel en in sommige hotels ook. Als bondscoach vonden ze me ook een heel belangrijk man en wel vaker kreeg ik ‘security’ aan mijn zijde.”
Wat moeten we ons voorstellen bij de competitie in Jordanie?
“De hoogste reeks bestaat uit 12 ploegen en het niveau kon je in mijn beginperiode vergelijken met de Challenger Pro League. Maar het niveau is toch wat gestegen de voorbije jaren. Op zich vind ik dat Belgische ploegen toch wel de kans hebben laten liggen om daar spelers te strikken. Mousa Tamari kon je voor een prik krijgen, nu is zijn marktwaarde 7 miljoen en speelt die bij Montpellier. De duurste spelers in Jordanië verdienen op jaarbasis zo’n 70000 tot 80000 euro. In België verdient de gemiddelde speler meer. Als trainer blijft het wel een onzekere job. Ik heb een seizoen gehad waarop de 12 ploegen samen goed waren voor 36 trainers. Op zich is het dan wel goed als je in zo’n land zo lang aan boord blijft.”
Hoe kijk je terug op je periode als assistent-bondscoach van onze Rode Duivels?
“Met heel veel voldoening. Ik denk dat we ook heel tevreden mogen terugblikken op de vier jaar dat Marc en ik de Rode Duivels onder onze hoede hadden. Het is niet zo evident om een Wereldbeker op zak te steken. Zelfs je kwalificeren kan moeilijker gaan ondanks de aanwezige kwaliteit. Kijk maar naar Italië. Zo’n keuze qua selectie en toch zo stroef lopen. Het afscheid was natuurlijk eentje in mineur. Enkele toonaangevende journalisten vonden er hun plezier in om ons te beschimpen. We zijn afgemaakt als honden en het publiek gaat vaak mee in dit verhaal. Ook sommige analisten waren bikkelhard. Dat ga je Gert Verheyen niet zien doen. Die analyseert, maar gaat geen zaken zeggen die er volledig naast zitten. Topanalist vind ik dat. Ik heb wel vaker het gevoel dat ik mijn televisie wil uitzetten omdat de analist er naast zit. Maar op het WK hadden wij vaak het gevoel dat we onze groep moesten beschermen en daardoor vechten tegen de journalisten.”
Kriebelt het nog om links of rechts aan de slag te gaan?
“Ja, heel erg, ik weet dat ik een groep iets kan bijbrengen, dat ik een groep kan ‘managen’ en die beter maken. Natuurlijk train ik het liefst zo hoog mogelijk, maar ik voel me niet te goed om een ploeg in het nationaal voetbal met enige ambitie te trainen.”
Is ‘Het Brommerke’ nog steeds ‘Het Brommerke’?
“Neen, dat lopen zit er niet meer in. Ik ben intussen 60 en er zit sleet op de motor. Maar ik ben een fervent golfer en tijdens zo’n golfsessie stap je soms ook tien tot twaalf kilometer. Ik sta meerdere keren per week op het golfterrein en blijf op die manier wel fit. En ik train de U16 van RFC Knokke drie keer in de week. Een vriendendienst. Maar ik hoop dat ik snel weer ergens aan de slag kan.”